VRIJMETSELARIJ IS EEN ORGANISATIE VOOR MENSEN MET HOGE IDEALEN, ONGEACHT AFKOMST, RAS OF GELOOFSOVERTUIGING.
WORDT LID VAN DE OUDSTE BROEDERSCHAP TER WERELD
Streven naar beter. Streven naar waarheid. Streven naar meer.
Vrijmetselarij geeft de mogelijkheid om sociaal te ontwikkelen binnen de filosofische principes van deugdelijk handelen, begrip voor de medemens en het zoeken van wederzijds begrip.
- Een mogelijkheid om een beter mens te worden op een praktische wijze.
- Mensen te ontmoeten die dezelfde overtuigingen en structuren hebben.
- Onderdeel zijn van de oudste broederschap ter wereld. Met ruim vijf miljoen leden wereldwijd en ruim 4500 in Nederland alleen.
Wie kan vrijmetselaar worden? Alle mannen vanuit elke achtergrond ongeacht afkomst, geloof of sociale status die ouder zijn dan 18 jaar.
[kleo_news_highlight posts_query=”size:1|order_by:date|post_type:post|categories:4″]
Onze waarden
Vrijmetselarij vertegenwoordigt elke laag van de wereldbevolking.
Vrijmetselaars komen uit alle lagen van de maatschappij: accountants, leraren, monteurs, directeuren. Zij vertegenwoordigen elke visie en achtergrond ter wereld, en ze zijn allen welkom. In Nederland zijn er ongeveer 4500 leden, wereldwijd ongeveer 5 miljoen. Je ontwikkeld hier blijvende vriendschappen, ontmoet gelijkgestemden, en verbreed je sociale wereld. Het maakt niet uit waar je weg je voert, overal vindt je broeders op wie je kunt vertrouwen.Gemeenschap en vriendschap zijn de belangrijkste onderdelen van ieder leven.
Het is door anderen dat we leren over onszelf. Wij ondersteunen elkaar, onze familie en onze gemeenschap, niet omdat het moet, maar omdat we gedreven zijn mensen om ons heen te helpen.Vrijmetselaars willen zichzelf verbeteren en anderen helpen, niet omdat ze denken dat dit moet, maar omdat ze dit willen.
Vanwege dit cruciale onderscheid geven vrijmetselaars vrijwillig en vragen geen erkenning of dank. Internationaal is de vrijmetselarij één van de grootste charitatieve instellingen ter wereld. Als je vrijmetselaar bent dan is het genoegen dat je krijgt uit het helpen van anderen groot: immers, door het helpen van anderen help je jezelf.Deel de waarden van mannen die de wereldgeschiedenis hebben gevormd. Mannen die geloofden in de broederschap van de mensheid en de idealen van de Verlichting.
Vrijmetselarij is gebouwd op de waarden van broederliefde, hulp en waarheid. Broederliefde is de praktische uitvoer van de gulden regel. Hulp omvat empathie en compassie voor de gehele mensheid. Waarheid is eerlijkheid in privé en zakelijk leven, en het handhaven van een deugdelijk leven.Als je vrijmetselaar wordt, wordt je onderdeel van een traditie die eeuwen terug gaat.
Van de eerste steenhouwers die de kathedralen en kastelen van Europa bouwden, via de filosofen van de Verlichting tot de vrijmetselaars van vandaag die hun omgeving tot steun zijn. Je zult verbonden zijn met een levende en groeiende organisatie van ethisch handelende mensen.De zwarte punt
De studenten kwamen de collegezaal binnen en zochten hun plekje op. Het geschuif met stoelen, de afrondende conversaties en het opengaan van laptops, notitieblokken en pennen vormden zoveel afleiding dat niemand zag dat de docent was binnen gekomen. Geduldig wachtte hij achter het katheder tot de rust was weer gekeerd. De les werd gegeven en de aantekeningen driftig gemaakt. Aan het einde van het uur keek de docent op de klok. Hij had nog vijftien minuten.
“Vandaag, dames en heren, krijgt u van mij nog een 10 minuten opdracht.”
Stuidenten keken elkaar vragend aan: normaal kregen ze dit soort dingen ver van te voren te horen. Een enekeling zakte wat lager in zijn stoel, ongetwijfeld spijt hebbend niets aan voorbereiding te hebben gedaan. De docent sloot zijn laptop aan op het msartscreen in de collegezaal en opende een powerpoint bestand.
Verbaasd keken de studenten naar een wit scherm, met een zwarte punt in het midden. “Dames en heren, U krijgt tien minuten om te beschrijven wat u ziet. De tijd start nu.” Een doodse stilte viel over de coillegezaal terwijl de studenten driftig aan het schrijven waren. Een enkeling keek op en dacht even na, waarna een furieus getik op een laptop volgde. Een ander kauwde op een pen en staarde, in de hoop dat het witte scherm met de zwarte punt in iets anders zou veranderen.
Na 10 minuten keek de docent rond “Dames en heren, toetsenborden stil of pennen neer. Ik vraag een aantal van u mij voor te lezen wat u geschreven heeft”. Hij wees een student aan, die een verhandeling begon over de positie van de punt op het scherm. De volgende student las een verhaal over de kleur zwart voor. Volgende studenten spraken over abstractie, filosofie, rondheid, etc.
De docent hief zijn hand op, ten teken dat de huidige spreker kon zwijgen. “Ik zal jullie uit de droom helpen. Deze opdracht is niet bedoeld om een cijfer te krijgen, maar om jullie iets te leren. Ik hoor van iedereen een verhaal over die punt. Maar niemand heeft het over het witte scherm.”
De docent liep naar het scherm en keek er eens naar.
“Dames en heren, zo gaat het ook in het leven. We hebben een zee van wit, maar kiezen er vaak voor om alleen maar te focussen op de zwarte punt in ons leven. Ik wil jullie vragen om ook eens te letten op die zee van wit, en te zien hoe klein die zwarte punt dan uiteindelijk is.
Dit besluit ook mijn college, ik wens u een fijne middag.”
Stil pakte hij zijn laptop en liep de collegezaal uit.
De studenten zwijgend achter latend. Twee soldaten en een moeder
Het was in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog dat ergens langs het front in grensgebied van Duitsland en Frankrijk een Amerikaanse soldaat zijn kameraden was kwijtgeraakt tijdens een gevecht en door bossen liep. Hij was gewond aan zijn bovenarm en wist dat hij hulp nodig had. Uren had hij al gezocht, maar kon niemand vinden. Diep in het woud zag hij een huis staan, maar omdat hij niet wist of hij voor of achter het front was benaderde hij het huis voorzichtig. Voor hetzelfde geld was hij in vijandelijk gebied en zou hij gedood worden zodra hij aanklopte.
Na een tijdje de woning bekeken hebben kwam hij tot de conclusie dat het een oude vrouw was die daar alleen woonde. Hij nam het risico en klopte aan. De vrouw opende de deur en keek hem angstig aan. In houwtje-touwtje Frans en Duits, doorspekt met Engels probeerde hij de vrouw duidelijk te maken dat hij hulp nodig had. Ze keek naar de wond, knikte en trok hem binnen. Hij werd in een stoel gezet en ze haalde wat handdoeken die hij om zijn wond heen bond om het bloeden te stoppen.
Ze ging naar de keuken en kwam even later terug met een kom soep die hij gulzig op at. De soldaat realiseerde zich dat hij hier geen medische hulp kon vinden, en ook -na enige pogingen tot gesprek- dat de vrouw geen enkel idee had waar de frontlijn lag. Ze vertelde wel dat haar zoon soldaat was, en de Amerikaan vond het verstandiger verder geen vragen te stellen. Hoe zou ze reageren als ze wist dat hij haar zoon onmiddellijk zou doodschieten als hij hem zag?
Het was avond toen hij besloot om verder te gaan. Hij moest en zou zijn eigen troepen vinden en medische hulp krijgen. De vrouw wilde er niets van weten, uit haar woorden maakte hij op dat ze zich zorgen maakte over de wond, en dat hij toch niet in staat was om door die gevaarlijke bossen te reizen. Nee, het was beter dat hij hier bleef slapen en de volgende ochtend uitgerust op pad ging.
Hij wilde weg, maar tegelijkertijd wist hij dat deze vrouw gelijk had: hij had medische hulp nodig en was zo vermoeid dat hij het nog geen uur uit zou houden.
De Amerikaanse soldaat viel in slaap op de fauteuil in de woonkamer waar hij werd toegedekt met een deken die de vrouw van boven haalde.
Op dat moment betrad een Duitse soldaat het pad naar zijn geboortehuis. Zijn eenheid had het geluk gehad om in zijn geboorteplaats terecht te komen, en hij had gedaan gekregen dat hij zijn moeder mocht bezoeken. Ze zaten immers ruim 10 kilometer achter het front.
Hij klopte aan en zijn moeder deed open. Een omhelzing volgde en ze liepen de woonkamer in. Tot zijn afgrijzen zag hij de Amerikaanse soldaat en greep naar zijn wapen. Zijn moeder ging onmiddellijk voor hem staan. “Mama, dit is de vijand, het is mijn plicht hem te doden.” “Zoon, het is mijn huis, en hij is een mens in nood die hulp nodig heeft. In mijn huis zijn geen vijanden, slechts vrienden, en als je je iets van je opvoeding herinnert dan weet je dat”. De Duitse soldaat liet zijn wapen zaken. Zijn moeder fronste: “En zet dat ding in de paraplubak voordat je er iemand pijn mee doet”. Gedwee knikte de soldaat, je kunt generaals hebben wat je wil, maar een moeders macht is absoluut. Terug gekomen zag de Duitse soldaat dat de Amerikaan een lelijke wond had op zijn bovenarm. “Is er iets wat je kunt doen?” “Ik zal kijken, mamma”. De soldaat trok de handdoek los en begon voorzichtig de wond te bekijken. Je had geen medische graad nodig om te zien dat het ernstig was.
De Amerikaanse soldaat werd wakker van de pijn, en keek verschrikt in de ogen van de Duitse soldaat. Verschrikt greep hij naar zijn wapen, maar dat had moeders ook al in de paraplubak gezet.
De Duitser suste en sprak in helder Engels: “In het huis van mijn moeder komen geen vijanden, slechts vrienden, dit is een regel die ze al heeft sinds voor mijn geboorte. Dus nu, vanavond zijn we geen vijanden. Laat me je helpen.”
De Amerikaan wist niet wat hij er van moest denken, maar al snel liet hij zich gewillig door de Duitser en zijn moeder helpen. Die maakten de wond schoon, en wisten met veel pijn de kogel er uit te halen. Met stukken van een laken werd de wond verbonden.
Het was al diep in de nacht toen de Duitse soldaat zijn bebloede hand over zijn bezweette voorhoofd haalde. “Je hebt medische hulp nodig, maar dit moet je wel een tijdje op de been houden. “Hoe kom ik terug naar mijn eigen linie? Dan ga ik nu weg”. De Duitser grinnikte: “Jij gaat nergens naar toe, orders van mijn moeder. Ik blijf ook vannacht hier. Ik ben hier geboren en ken deze streek beter dan wie dan ook. Morgenochtend neem je het pad aan de zijkant van het huis, loop in westelijke richting en blijf het pad volgen. Let goed op, maar als je geluk hebt brengt het je dwars door onze linies terug naar de Amerikaanse linies.”
De volgende ochtend maakte de Amerikaan zich op om te vertrekken. De moeder had nog een kop soep klaargemaakt die hij gulzig at. De Duitse soldaat stak zijn hand uit, maar zoals de Amerikaan gewend was met zijn vrienden gaf hij de Duitser een omhelzing. “Je bent meer dan een vriend”. En met een wuiven vertrok hij terug naar zijn eigen linies.
De moeder keek de Amerikaan ook na en sprak tot haar zoon “Jongen vijanden bestaan niet. Vijandigheid wel, en dat is alleen te doden met liefde”.
Compassie als vrijmetselaar
De buren in de straat kwamen er achter dat de vrouw in de bijstand zat. Rond de kerst werd het besproken, niet als vergadering, maar het kwam zo op in de onderlinge contacten. Hoe zouden haar Kerstdagen er uit zien? Terwijl wij zwelgen in zeven gangen diners, wat had zij? Een plan ontstond en op kerstavond belden buren aan om haar een kerstdiner aan te bieden: gang na gang werd gebracht. Zonder verwachting op een tegenprestatie, gewoon omdat het hoort. Je hebt het niet gehoord bij Hart van Nederland of in de krant gelezen, maar dat wil ook geen van de betrokkenen.
Feel good-verhaal? Vast.
Waar gebeurd? Ja. Ik ken de betrokkenen.
Het is onmogelijk om in onze wereld te leven en tevreden te zijn met alles wat er om ons heen gebeurd. Tegelijkertijd is het ook onmogelijk om alles, waarvan wij vinden dat het mis is, te veranderen. Dit creëert een dilemma voor eenieder die bewust in het leven staat. Elk van ons streeft op zijn of haar manier naar het Licht -los van hoe je dat Licht ook definieert- en tegelijkertijd zijn we ons bewust van de grote hoeveelheid duisternis in en om ons heen. Dit streven wordt ook nog eens bemoeilijkt door het feit dat wij in een tijd leven van massacommunicatie op een globale schaal waarin we, meer dan onze voorouders ooit konden, elk moment kunnen zien, horen en lezen wat er mis is met onze wereld.
Bedenk, de meeste van onze voorouders tot grofweg 1600 hadden geen idee wat er aan de hand was met de mensen die verder dan 30 kilometer bij hen vandaan woonden. De communicatie en informatie over langere afstanden duurde dagen, weken en soms maanden. Een gevolg was dat mensen meer gefocust waren op de noden en problemen in hun directe omgeving en de eigen gemeenschap. De eigen gemeenschap was immers de hele wereld. Dit had voor- maar ook nadelen.
Zo’n bestaan is onmogelijk in onze eeuw, tenminste in Europa. Door een eindeloze stroom informatie en nieuws, websites, gedeelde berichten op sociale media, komen we dagelijks -soms zelfs elke minuut- in aanraking met alle problemen van de wereld. Het is ontmoedigend als je begaan bent met die wereld.
Het kan leiden tot een diep en intens gevoel van frustratie, machteloosheid en erger nog: een verbitterde houding. Mensen die -vanuit de beste intenties- streven een verschil te willen maken in hun wereld, die gedreven door de innerlijke motivatie om goed te doen, verdrinken in de berichtgeving tot een punt dat ze zich verlamd voelen omdat elk onrecht, elk probleem hun onmiddellijke en directe aandacht vraagt.
Dit wordt nog eens bemoeilijkt door de -foute- aanname dat we verantwoordelijk zijn voor alles wat we leren of horen. We overschatten onze eigen impact en lopen te hoop met acties over problemen waar we geen enkele invloed of grip op hebben, terwijl we het stille, kleine leed in onze directe omgeving negeren. Het is pervers te noemen dat we hoogst verontwaardigd zijn over een groot onrecht in Azië of Amerika en het leed twee huizen verder volkomen negeren. Natuurlijk mag je proberen een verschil te maken aan de andere kant van de wereld, maar moet dat ten koste gaan van het verschil wat je nu direct in de eigen straat zou kunnen maken?
Vrijmetselarij leert je compassie te hebben, je eigen verantwoordelijkheid te nemen, leert je te realiseren dat je maar zo veel kunt doen met je twee handen en de middelen die je hebt, en leert je dat je niemand kunt helpen als het leidt tot schade aan jezelf. Vrijmetselarij vraagt je als eerste te kijken naar je directe omgeving, en daar -binnen je eigen mogelijkheden- een verschil te maken. Niet op basis van een sanctie-beladen dogma, een multinationaal beleidsplan of landelijk actiecomité, maar als een innerlijke motivatie die je elke dag weer alert maakt op wat je om je heen ziet. Doen wat je kunt met de middelen die je hebt.
Vergeet niet: een uitgestoken hand naar de buurman of buurvrouw heeft altijd meer waarde dan een like of share op Facebook. Overdenking: de opgebroken straat
Het was in maart 1848 dat Prins Frederik een discussie met zijn broer, Koning Willem II, had. Daar waar de koning zich vooral bezig hield met de geneugten van het leven, maakte de prins zich zorgen over de slagkracht van Nederland. “De nijverheid en industrie van de Nederlander is weliswaar ongebreideld, maar te vaak laat men het over aan anderen om de eigen problemen op te lossen. Men accepteert wat is, in plaats van actief werken aan een verandering van het lot”. De koning was het hier niet mee eens, en vond de prins wat negatief. Zittend aan het diner in Den Haag besloot de prins zijn broer uit te dagen om zijn punt te bewijzen: voor een bedrag van honderd guldens. De koning ging de uitdaging aan, misschien om van het onderwerp af te zijn, misschien omdat hij niet vies was van een kleine weddenschap. De prins stelde voor dat hij binnen enkele dagen met een voorstel zou komen en al snel ging het gesprek bij het diner weer over andere zaken.
Drie dagen later meldde de secretaris van de koning bij het ontbijt dat Prins Frederik en zijn adjudant zijn opwachting maakte, maar dat de prins nogal curieus gekleed was. De prins werd binnengelaten en Willem keek geamuseerd. De enigszins shabby kleding van de prins deden vermoeden met een reiziger te maken te hebben die reeds een lange tocht achter de rug had. “Wat is hier de reden van?” “Ik wilde je opnemen op je toezegging, kom, zeg je plannen af en ga met mij mee”. Met deze woorden presenteerde een adjudant van de prins een pakket waarin, in papier gewikkeld een zelfde soort shabby outfit zat. De koning keek verbaasd: “ik dacht dat we een demonstratie van de nijverheid van de burger gingen bekijken, ik wist niet dat een verkleedpartij een voorwaarde was”. De prins grijnsde “Werk mee!”
De koning haalde zijn schouders op en begon zich te verkleden. De secretaris haastte zich om alle afspraken af te zeggen, en diezelfde ochtend zagen voorbijgangers twee heren in stoffige kleding een zij-uitgang van het paleis verlaten. Ze werden niet herkend, en waarom ook? Wie zou verwachten dat de koning en zijn broer verborgen waren onder die oude, stoffige jassen en hoeden. “Waar gaan we heen?” vroeg de koning. “Dat zie je als we er zijn” antwoordde de prins. De koning genoot stiekem van zijn anonimiteit, en wandelde langs winkels, langs spelende kinderen, lachende mensen en hard werkende handwerkslieden. Gewend als hij was aan formele menigten was dit wel een hele bijzondere ervaring.
Na enige tijd kwamen ze aan bij een drukke Haagse straat, alwaar een opstopping leek te zijn ontstaan. De koning stelde vast dat een gedeelte van de straat opgebroken was, en keien naast de straat op een hoop lagen. Het waarom was niet duidelijk. Met veel pijn en moeite moesten karren, voetgangers en paarden laveren om langs de hindernis te komen. De koning vroeg zijn broer verbaasd “Wat is hier gebeurd?” “Ik heb vannacht enige soldaten gevraagd de straat hier op te breken om deze hindernis te maken. Luister en leer”.
Een statige dominee in een koets was nu bezig langs de hindernis te komen en verwenste zijn koetsier en diens kinderen over de plotselinge bewegingen van de koets. De koetsier, gedwongen om van de bok te komen, leidde zijn paarden met hand langs de hindernis. Het gescheld van de dominee werd luider en duurde voort tot vele meters na de hindernis.
Een tweetal keurige kooplieden liep er langs, en maakten opmerkingen over de incompetentie van het stadsbestuur en de luiheid van stratenmakers. Met opgetrokken neuzen liepen zij langs de hindernis en poetsten hun schoenen af.
Geamuseerd keken onze koninklijke gasten toe terwijl de een na de ander met veel capriolen over de opgebroken straat klom. Veelal onder het uiten van verwensingen naar medeburgers, stadsbestuur en wie ze ook maar de schuld konden geven.
De prins schudde zijn hoofd, “zie je? Ieder accepteert de hindernis, geeft jan en alleman de schuld, terwijl alles er ligt om de stenen terug te leggen en het obstakel te verwijderen. Broer, ik maak me zorgen, want als dit de mentaliteit van de burger is, dan zullen we nooit iets voor elkaar krijgen”.
De koning knikte bezorgd, zo had hij dit nog nooit bekeken.
Na een uur had de koning het wel gezien en greep zuchtend in zijn jaszak. “Broer, je hebt je punt duidelijk gemaakt, hier is de afgesproken som. Klaarblijkelijk zijn we goed in het de schuld geven van anderen.” De prins nam de geldbuidel aan, maar gebaarde opeens dat de koning moest opletten.
Daar kwam een eenvoudige visser uit Scheveningen op zijn paard en wagen volgeladen met de vangst van vandaag. Hij stopte voor de opgebroken straat, steeg af van de wagen en bekeek het geheel eens goed. Zonder verder klagen of schelden zakte hij door de knieën en begon de stenen terug te leggen in de straat zodat hij zonder veel problemen door kon rijden met zijn vis. Toen hij klaar was liep hij weer terug naar de wagen en beklom de bok en nam de teugels ter hand.
Met enige verbazing zag hij twee mannen in zijn weg staan. Een van de mannen kwam hem bekend voor, maar hoe en waarom wist hij niet. De koning vroeg de buidel terug van zijn broer, die het hem zonder morren gaf. Hij keek nog eens naar de buidel en overhandigde deze aan de visser. “Ik had bijna de moed opgegeven dat er nog aanpakkers waren in deze stad, die hun lot in eigen hand konden nemen, mensen die hun problemen niet uit de weg gaan, maar oplossen. Te vaak accepteren we dat wat is, zonder te weten dat als we aanpakken we dit kunnen veranderen. Uw acties hebben mijn vertrouwen hersteld. Ik wil u graag hiervoor belonen.”
Met deze woorden groetten de beide mannen de verbaasde visser en liepen weg. De visser? Hij vervolgde zijn weg naar de markt: hij had immers vis te verkopen. Vrijmetselarij vangen
Als vrijmetselaar wordt je regelmatig gevraagd wat vrijmetselarij is. Als er nu een dogma, en de resulterende dogmatische tunnelvisie, zou zijn, zou het een stuk makkelijker zijn. Helaas. Een van de dingen die ik direct als disclaimer geef is dat mijn omschrijving volledig de mijne is, en dat andere vrijmetselaars het volledig anders zouden kunnen opvatten. Een bevestiging hiervan is makkelijk te verkrijgen: een eenvoudige rondgang onder vrijmetselaars levert vele, soms conflicterende antwoorden op.
Zoals elders gezegd: een van de voordelen van vrijmetselarij is dat het zich niet laat vangen, een van de nadelen is ook dat het zich niet laat vangen. In tegenstelling tot onze wereld, die heel goed geworden is in het verkopen van specifieke beloften (koop dit en je krijgt dat!), belooft de vrijmetselarij alleen dat je je bezig zult houden met principes. Principes die cultuur, religie en politiek overstijgen en die voor elk mens een eigen uitleg hebben.
Voorbeeldje: rechtvaardigheid. We nemen aan dat dit “iets” is, terwijl, hoe meer je er naar kijkt, je ontdekt dat rechtvaardigheid geen “ding” is, maar een idee. Een idee dat even valide is voor ons in Europa, als voor een stam in het Amazone gebied. Een schrijver stelde ooit “je kunt het hele universum fijnmalen, en geen atoom rechtvaardigheid vinden”. Toch is het iets wat we nastreven: een principe.
Zo ook de vrijmetselarij: zij streeft principes na. Maar vertelt je niet hoe je daar mee om moet gaan. Dat is strikt persoonlijk. Als gevolg hiervan komt vrijmetselarij in vele geuren en kleuren:
Er is de vrijmetselarij van “kameraadschap” of broederschap waar we het zo vaak over hebben. Dat is een vrijmetselarij voor hen die op zoek zijn naar gezelschap, vriendschap en relaties die er toe doen, maar ook hen die entertainment en ontspanning in een “veilige” omgeving zoeken.
Er is de vrijmetselarij van het geweten, voor hen die advies of richtlijnen zoeken op moreel gebied. Dat is de vrijmetselarij voor hen die worstelen met dilemma’s en proberen hun weg te vinden in een ethisch en moreel verwarde tijd.
Er is de vrijmetselarij van empathie en compassie. Voor hen voor wie het woord “naastenliefde” nog iets betekend, en die zich bewust zijn dat we allemaal wel eens een helpende hand moeten uit steken in onze omgeving.
Dan is er ook nog de vrijmetselarij van de zelfverbetering. De vrijmetselarij die je helpt om jezelf te ontwikkelen door middel van gesprekken, lessen en het toetsen van je kennis en keuzes.
Het zijn maar een paar vormen van vrijmetselarij, waarbij ook nog eens duidelijk wordt dat je keuze voor een of meerdere vormen over de jaren of zelfs maanden kan veranderen, afhankelijk van je levenssituatie.
Een oudere vrijmetselaar zei ooit “je haalt er uit, wat je er in stopt, en je ziet er in wat je zoekt”. Dat klinkt heel vaag en abstract, maar verschillende vrijmetselaars hebben over de jaren bevestigd dat dit geen cliché is, maar een keiharde waarheid. Als je de troost van gezelschap zoekt, dan biedt vrijmetselarij dit, zoek je intellectuele stimulans, dan is ook dat daar. Tegelijkertijd, om te krijgen is het ook zaak om te geven.
Het is precies datgene wat vrijmetselarij zo interessant maakt in elke levensfase en daardoor steeds een instrumenten biedt voor allerlei keuzes en beslissingen onafhankelijk van leeftijd of achtergrond. Vrijmetselarij vertelt je niet wat je keuze moet zijn, maar geeft je allerlei overwegingen en steun die je kunt gebruiken om een beslissing te nemen over een groot aantal onderwerpen.
Hierdoor wordt vrijmetselarij al snel een “gereedschapskist” waaruit je naar believen kunt putten. En dan kom je aan de kern van het antwoord dat ik altijd geef: voor mij is vrijmetselarij mijn gereedschapskist.
Wat het ook voor jou zou kunnen zijn. Duidelijk is wel, dat het streven van vrijmetselarij naar een licht, het licht en de motivatie van het intellect van elk mens het aansprekend doet zijn eenieder die er mee in aanraking komt. Zou het dit niet gehad hebben, dan zou het waarschijnlijk het eerste jaar van zijn bestaan niet overleefd hebben. Overdenking: kokend water
Een kennis die door een wat ruwe periode in zijn leven ging bezocht eens het huis van een Meester Vrijmetselaar en zag wat vrijmetselaarsobjecten liggen. Hij was geïntrigeerd en begon vragen te stellen. Over wat het nu was, of er waarheid zat achter al die verhalen. De vrijmetselaar vertelde hem zoveel als hij kon vertellen. Dit leek zijn interesse te wekken. Op een bepaald moment in het gesprek vertelde de vrijmetselaars hem dat vrijmetselaars vooral veel leren door symbolen en dat het lerend vermogen hoog in het vaandel staat.
Zijn gezicht betrok iets: dit begreep hij niet echt. “Hoezo leren door symbolen? Ik heb Google toch? Alles wat ik wil weten kan ik het opzoeken? Waarom ingewikkelder maken met symbolen?” “Dat klopt, maar iets echt leren is iets anders”. Ze gingen door met praten, en hij bleef doorvragen over het leren, maar de vrijmetselaar kon het hem niet goed uitleggen. Ineens had hij een ingeving “loop even met me mee”. Ze stonden op en gingen naar de keuken.
Daar aangekomen pakte de vrijmetselaar een ei, een aardappel en wat gemalen koffie. De kennis keek verbaasd. “Wat wil je hiermee zeggen?” De vrijmetselaar raakte één voor één de verschillende objecten aan: “dit ben jij”.
“Ik ben een ei, een aardappel en koffie?” “Ja.” De vrijmetselaar zag in zijn ogen dat de kennis dit helemaal niet begreep. Dus vulde hij een steelpannetje met water en zette het op het gasfornuis. Na een tijdje begon het te koken, en hij vroeg de kennis: “Wat gebeurt er met het ei als ik het kook?” “Dan wordt het hard”. Vervolgens wees hij naar de aardappel “wat gebeurt er als ik deze kook?” “Dan wordt hij zacht, en kun je hem prakken” “klopt”. Nu wees hij naar de koffie “wat gebeurt er als ik dit kook?” “Dan krijg je koffie.” De meester vrijmetselaar knikte, “klopt weer”.
De vrijmetselaar wees naar de pan “stel het kokend water zijn de moeilijkheden in je leven. Nu kun je een ei zijn, en hard worden, je kunt een aardappel zijn en zacht worden. Of je wordt koffie en je neemt de moeilijkheden op en zorgt dat het water jouw smaak, kleur en geur krijgen”.
“Elk van deze objecten kan ik in kokend water doen, exact dezelfde omgeving, maar elk reageert anders. Net zoals dat wij geen enkele controle hebben over wat het leven ons geeft, maar we kunnen wel controleren hoe we er op reageren. We kunnen hard en meedogenloos worden als het gekookte ei, we kunnen zacht en zwak worden als de aardappel, of we worden koffie en geven een betere ervaring aan alles om ons heen”.
Zwijgend keek de kennis naar de pan, en de objecten op het aanrecht en zei zacht “Ik begrijp het”. De meester vrijmetselaar glimlachte: leren door symbolen is soms eenvoudiger dan je denkt. Overdenking: het glas
Wekelijks kwamen ze bij de oude vrijmetselaar langs. De man op leeftijd werd geplaagd door allerlei kwaaltjes die naar buiten gaan al een opgave maakten, dus een aantal jonge vrijmetselaars had besloten: als hij niet naar de loge komt, gaan wij naar hem. Zo ging het week na week en allemaal brachten ze iets mee. De een iets te drinken, de ander iets te knabbelen. Tot men opmerkte dat een van hen niet meer kwam. Erger nog, hij kwam ook niet meer in de loge. In het begin viel het niet zo op, maar na een tijdje begon men zich toch af te vragen wat er was. Vanuit de loge werd getracht contact op te nemen, maar dat lukte niet echt. De een na de ander werd met een kluitje in het riet gestuurd door de jonge vrijmetselaar. Hij zou er volgende week zijn, er was niets aan de hand. Tja, besloot men, als je er zelf niet over wilt praten, wat kunnen wij dan doen? Langzaam begon men het op te geven.
Het kwam de oude vrijmetselaar ter ore. Hij besloot dat hij iets moest doen. Zeker toen hij hoorde dat er niet echt duidelijkheid was over waarom de jonge man weg bleef en dat de loge de schouders ophaalde. Dus op een dag belde hij een taxi, en met zijn stok en het zweet in de handen vertrok hij naar het adres van de jonge man. Eerst een tussenstop makend bij een slijterij.
Daar aangekomen belde hij aan, en werd binnengelaten door de beduusde jongeman. Op de vraag waarom hij langs kwam haalde de oude man zijn schouders op “jullie hebben je best gedaan om de loge bij mij te brengen, en nu begrijp ik dat jij al een tijdje niet meer geweest bent. Dus ik kom bij jou langs.” De oude man werd de woonkamer in geleid, en keek eens rond. Zelfs voor een jongeman was dit nogal spartaans ingericht. “Sorry, ik heb het meeste van mijn meubels moeten verkopen, maar ga zitten, dan maak ik koffie”. “Doe geen moeite”, zei de oude vrijmetselaar en toverde een fles whisky uit zijn zak, “schenk ons maar twee glazen in, en de fles laat ik hier”.
Met de glazen gevuld, praatten ze over ditjes en datjes. Het duurde, maar bedacht de oude vrijmetselaar: ik heb de tijd. Uiteindelijk kwam het er uit, en vertelde de jongeman zijn verhaal. De reden dat hij niet meer kwam. Hij had een paar foute investeringen gemaakt, zijn vrouw was weggelopen en als gevolg was hij financieel aan de grond geraakt. Hierdoor had hij veel dingen moeten verkopen om het hoofd boven water te houden. De oude man knikte en nipte aan zijn glas. “Tja”, zei de jongeman, “als gevolg kan ik ook niet meer met goed fatsoen in de loge verschijnen. Ik bedoel, iedereen geeft een rondje weg, en ik heb het gewoon niet.” De oude man haalde zijn schouders op “Niet iedereen heeft evenveel, maar men geeft naar eigen vermogen. Soms zit het mee, soms zit het tegen. Daar zou ik me geen zorgen over maken. Trouwens, dat rondje is niet de kern van waarom de loge bijeen komt”.
De jongeman knikte, “Ik begrijp het, maar het zorgt toch voor een drempel”. “Een drempel in je eigen hoofd, niet in die van hen die je missen”. “Natuurlijk, maar ik heb tegelijkertijd ook zoveel zorgen dat ik me niet kan concentreren op dat wat er in de loge gebeurd”. De borstelige wenkbrauwen van de oude vrijmetselaar schoten omhoog, en gelijk vormde zich een glimlach op het gezicht. “Schenk mijn glas eens bij?” De jongeman pakte de fles, en schonk nog een beetje bij.
De oude man tilde zijn glas op en hield het stilzwijgend op ooghoogte. De jongeman dacht het te begrijpen: glas halfvol en halfleeg. Hij had deze al vaker gehoord. Hij nam zijn eigen glas en nipte er aan.
De oude man sprak “Wat weegt dit glas?” Deze wending had de jongeman niet verwacht: “weet ik niet. Een paar gram?” “Denk je? Ik denk dat het relatief is” Deze snapte de jongeman niet. “Relatief ten opzichte van wat?”
“Ten opzichte van de tijd dat ik hem vast moet houden. Kijk, als ik een slok neem, en het glas weer neerzet, weegt hij niets. Als ik het glas een uur moet vasthouden, dan wordt het glas al een stuk zwaarder en zal mijn arm pijn gaan doen. Ik ben niet meer zo jong. Stel, ik zou het glas een middag moeten vasthouden: dan zou mijn arm verkrampen, de spieren zouden gaan trekken, en voor mijn gevoel zou het glas loodzwaar zijn. Zou ik dit glas een dag moeten vasthouden, dan verlies ik alle gevoel in mijn arm. Mijn vingers zouden het gewoon opgeven”.
De jongeman knikte. Dit begreep hij nog wel “..maar wat heeft dat met mij te maken?”
De oude man nam een slokje en zette het glas neer terwijl hij er bedachtzaam naar keek, “het werkt hetzelfde met zorgen. Als ze even door je hoofd vliegen, dan is er niets aan de hand. Als je er een uur aan denkt, dan worden ze al een stuk zwaarder en gaan ze pijn doen. Denk je er een middag over na, dan gaat je hoofd verkrampen en voelen ze loodzwaar aan. Denk je er de hele dag aan, dan stopt elk ander gevoel en geef je het gewoon op. Hoe lang ben jij al bezig met je zorgen? En waarom leg je ze niet één keer in de week neer? Al is het maar voor een paar uur, dan geef je jezelf rust en, wie weet, misschien ook nieuwe kracht.”
Met die woorden stond de oude vrijmetselaar op en zwaar leunend op zijn stok vertrok hij. De taxi wachtte al buiten.
Twee dagen later besloot de jongeman maar weer naar de loge te gaan. En zoals het een goed gebruik is: je zorgen laat je achter bij de voordeur van het logegebouw. Overdenking: het park
De oude tuinman keek geamuseerd toe terwijl zijn jonge assistent in gevecht leek te zijn met de hark. De hark was aan de winnende hand. Het was niet de eerste keer. De jonge assistent “onhandig” noemen zou een nogal geïrriteerde ingezonden brief van de Bond voor Onhandige Mensen opleveren. Hij was meer bij onhandig er in, bij het andere einde er uit, en dan een paar kilometer doorlopen.
De tuinman was gewend rustig toe te kijken en het een “pedagogische” ervaring te noemen. Dat en een zin met het woord “amusementswaarde” er in. Toch mocht hij de jongen, het hart zat op de juiste plaats. Waar de rest zat was niet helemaal duidelijk. Na een wat venijnige tegenaanval van de hark die bijna een oog kostte, besloot de oude tuinman in te grijpen. “Harry, wat ben je aan het doen”? De jonge assistent bevroor. “Ik probeer te harken?” klonk het voorzichtig. “Ah, in dat geval zal je zien dat zoiets efficiënter gaat als je het zakelijk deel van de hark ook daadwerkelijk naar de grond richt”. Enigszins beduusd keek de jongeman naar de hark en draaide hem voorzichtig om. “Zoiets?” Stil knikte de tuinman. Even leek er licht in het intellectuele grottenstelsel van de jongeman te zijn, doch helaas. Het gedeelte van de hark waar hele volksstammen minder bang van zijn ging nu het offensief aan en klopte Harry met enige regelmaat tegen het hoofd en de borst. De grond zal zich verward afgevraagd hebben wat zij misdaan had.
De tuinman schudde zijn hoofd in dat universele hoofdschudden ooit uitgevonden door een vakman in de vroege Steentijd toen een welwillende leerling zijn eerste poging tot vuistbijl liet zien. Het is nu een vast onderdeel van elke opleiding tot vakman.
“Harry, gooi dat ding neer, we eten een hapje, en straks… proberen… we het weer”. Samen gezeten op krukjes keken ze uit over het park, terwijl dikke boterhammen met kaas en ham in de mond verdwenen. De tuinman dronk er koffie bij uit een thermos, en jonge Harry sloeg een energiedrankje achterover. Wellicht niet het meest handige drankje voor iemand met de aandachtsspanne van een giechelende pre-puber en een alarmerend gebrek aan coördinatie.
Drukke zakenmensen zagen dit park als een kortere route, jonge moeders als een plek om onder het mom van “zonnen” even de ogen dicht te doen en studenten zaten in het gras, omdat, wel, tja, studenten zitten nu eenmaal al eeuwen in het gras. Weinig mensen leken oog te hebben voor het handwerk van de tuinman en de jonge Harry. De tuinman was het gewend, mensen hebben van nature een soort tunnelvisie: gefocust op wat zij echt belangrijk vinden op dat specifieke moment, en knipperen dan met de ogen als ze zijdelings aangereden worden door de betontruck van het leven.
“Chef? Ik bedoel, ik weet dat ik niet de handigste ooit ben. Ik weet ook dat ik nooit een heggenschaar zal kunnen hanteren zoals jij dat doet. Ik zei nog tegen me vader ‘zoals de chef dat doet, is het fascinerend en beangstigend tegelijk’. De oude tuinman zweeg. “Maar chef, misschien moet ik toch een ander beroep kiezen: ik zal nooit zo goed zijn als jij..” Een glimlach maakte een kort doch zeker thuis op de mond van de oude tuinman. “Harry, jongen, kijk.” “Wat?” “Kijk. Kijk naar dit park. Wat zie je?”
De jongen keek rond, af en toe leken zijn lippen woorden te vormen maar dan weer in te slikken. Na een tijdje klonk het wat onzeker: “eh, een park?” “Juist jongen, een park. Een park waar mensen door heen kunnen lopen, kunnen genieten en in het gras kunnen zitten.” “Eh, ja, en?”
De oude tuinman keek de jonge Harry aan. “Het enige wat wij moeten doen is zorgen dat het park dat blijft. Kijk door de bomen heen en zie het bos”. Verschrikt keek Harry rond “Een bos? Er is hier een bos?” “Nee, Harry, het doel. het einddoel. Ons doel is te zorgen dat het park een park blijft, en hoe je de heggenschaar hanteert is bijzaak. Iedere tuinman doet het op zijn manier”. Dat gezegd hebbende realiseerde de tuinman wel dat hij een soort intens genoegen haalde uit het knippen met een grote, vlijmscherpe schaar, maar snel dwong hij die gedachte uit zijn hoofd. “Focus niet zo op de onderdelen, maar focus op het einddoel, het groter geheel. Onderdelen hebben de neiging om je af te leiden en een eigen leven te gaan leiden zodat je het doel vergeet. Voor je het weet loop je je druk te maken over de correcte en aloude manier van het grasmaaien, met hevige discussies met andere tuinmannen die de regelaanpassing van 1930 nog steeds niet hebben verwerkt, en oude tuinmannen die memoreren dat men het vroeger anders deed. Je zou eens moeten weten welke monologen ik heb aan moeten horen over de juiste wijze van het vasthouden van een hooivork. Het doel is dat het gras gemaaid wordt, zodat weer een nieuwe generatie van die.. die.. – kom hoe heten die dingen- studenten, er op kunnen zitten”.
Harry knikte, maar de oude tuinman vroeg zich af of zijn woorden ook daadwerkelijk ergens binnen geland waren. “Kom, we gaan weer aan de slag. Die borders zien er uit alsof een terreinwagen er door heen is gegaan.” Harry sprong op, maar miste en struikelde bijna over zijn eigen voeten. “Chef, ik zie het nu. Het plezier dat het park geeft is belangrijker dan hoe ik met een schoffel om ga. Zolang we maar samen naar het einddoel werken.”
De tuinman knikte, “gebruik de gereedschappen die je hebt voor het doel waar ze voor zijn, maar dien het hogere doel”. Tegelijkertijd moest hij pijnlijk terug denken aan die ene keer dat Harry de schoffel hanteerde. Hij wist nu dat het mogelijk was om verdacht realistische loopgraven te maken met een schoffel.
Harry spiedde nogmaals rond. De chef had immers gezegd dat hier ergens een bos verstopt was.
Iets was wel veranderd: de hark werd een stuk beter gebruikt, met minder blauwe plekken. De oude tuinman wist dat hij op een dag zijn gereedschappen moest overdragen, wist dat op een dag iemand anders verantwoordelijk zou zijn voor het park. Toch vermoedde hij dat dit wel goed zou komen. Een overdenking
Het was de tijd en de plaats die we tegenwoordig het Wilde Westen noemen. Kolonisten en immigranten reden met huifkarren door het land, in de hoop een stukje land uit te kerven. De indianen namen dat niet in dank af.
Ergens in Montana reed een oudere vrijmetselaar een klein stadje in om inkopen te doen. Hij was een bekende man in het dorp, iedereen wist van de grote koperen passer en winkelhaak op zijn zadeltassen die hij altijd glimmend oppoetste.
Terwijl hij zijn paard vast bondt bij een winkel en een voorbijganger groette stopte een stoffige jongeman te paard naast hem. Zijn bezittingen voor en achter hem in tassen.
De jongeman tikte zijn hoed aan “Excuses, broeder, ik zie de passer en de winkelhaak op uw zadeltas. Ik neem aan dat u een vrijmetselaar bent?” De oude vrijmetselaar knikte: “dat ben ik zeker”. De jongeman stak zijn hand uit “Ik ben Henry, ik kom uit New York, en ik ben daar gezel vrijmetselaar. Ik ben naar het westen gekomen om een beter leven te zoeken.” De oude vrijmetselaar knikte, hij had wel vaker reizigers hier gezien. “En hoe kan ik je helpen, broeder?’ zei de oude vrijmetselaar.
“Ik ben al een tijdje onderweg, en ben eigenlijk moe. Ik zoek een plek om te wonen, het liefst natuurlijk met een loge. Ik zag deze stad, en ik dacht, laat ik het proberen. Misschien kun je me vertellen hoe de mensen hier zijn?” De vrijmetselaar dacht even na: “Hoe zijn de mensen waar jij vandaan komt?” Het gezicht van de jongeman betrok: “De mensen daar zijn onbeleefd, onvriendelijk, bot, en klagen altijd”. “Ah”, zei de oude vrijmetselaar, “Tja, ik ben bang dat je zult ontdekken dat de mensen hier hetzelfde zijn”.
De jongeman keek eens rond, en knikte. “Goed, dank u broeder, ik verwachte al zoiets. Dank voor je tijd”. Met deze woorden legde hij zijn eigendommen weer recht, draaide zijn paard en vertrok in westelijke richting uit het stadje. De oude vrijmetselaar keek hem even na en liep de winkel in met zijn zadeltassen over de schouder.
De oude vrijmetselaar deed zijn inkopen, en toen hij klaar was legde hij zijn zadeltassen weer over zijn paard.
Achter hem hoorde hij een stem, weer een stoffige jongeman op een paard “Excuses, mijnheer, ik zag dat uw zadeltassen de passer en de winkelhaak als opdruk hebben. Ik neem aan dat u een vrijmetselaar bent? Ik wil mij graag voorstellen, ik ben een leerling vrijmetselaar uit Boston, en ik ben hierheen getrokken in de hoop op een beter leven.”
De oude vrijmetselaar draaide zich om en glimlachte naar de leerling. “Goed je te zien broeder, en wat kan ik voor je doen?”
“Ik ben al een paar weken onderweg, en de weg is lang en stoffig. Ik zoek eigenlijk een plek om te wonen, en natuurlijk een loge. Misschien kun je me vertellen hoe de mensen hier zijn?”
De vrijmetselaar dacht even na: “hoe zijn de mensen waar jij vandaan komt?” De jongeman begon te glimlachen: “Oh, ze zijn altijd wel vriendelijk en praatzaam, en altijd bereid om je te helpen”. De vrijmetselaar knikte: “Tja, ik ben bang dat je zult ontdekken dat de mensen hier hetzelfde zijn”.
De leerling knikte. “Dat dacht ik al, dank u broeder”, antwoordde hij “Kunt u me wijzen naar iemand waar ik woonruimte zou kunnen vinden?”
De oude vrijmetselaar glimlachte, “waarom kom je niet met mij mee? Ik heb nog een kamer over waar je van harte welkom bent. oh, en vanavond is er loge: als je uitgerust bent, ga gewoon mee”. Broederschap: een vraaggesprek
Een van de basisgedachten van de vrijmetselarij is, dat het een internationale broederschap is. In deze tijd klinkt het woord broeder vaak wat anachronistisch, ouderwets, en riekend naar allerlei sekten. Maar is dat ook zo? Een vraaggesprek met een Sint Janner.
Broederschap, is dat niet ouderwets?
“Hoezo? Nee, broederschap is allesbehalve ouderwets. We kennen binnen elk familieverband wel het fenomeen van broer, maar los daarvan: zeker binnen onze maatschappij is broederschap alles behalve ouderwets. Het juist heel actueel. Hoe bekend klinkt niet de uitroep “bro”? Wat veel mensen zich niet realiseren is dat er juist een gedachtegoed achter die uitroep schuil gaat. Een overtuiging die relevanter is dan ooit”.
Leg uit?
“Kijk, we hebben sinds de zestiger jaren allerlei structuren afgebroken die ons tegenhielden in onze ontwikkeling, of die ons in vakjes trachtte te duwen. We hebben de keuzevrijheid van het individu bovenaan gesteld. De goede kant is natuurlijk dat we in onze maatschappij vrij zijn om allerlei keuzes te maken. De keerzijde is echter dat je op heel veel punten alleen komt te staan. Je moet alles zelf uit zoeken, beslissen of doen, en als je daar in faalt, dan wordt al snel gezegd dat het je eigen schuld is. tegelijkertijd zien we dat het solidariteitsgevoel richting anderen ook minder wordt. Discussies over vluchtelingen gaan bijvoorbeeld niet over hoe mensen geholpen worden, of hoe we de oorzaken kunnen wegnemen, maar over hoeveel last ze voor mij veroorzaken en hoe we dat kunnen minimaliseren”.
Misschien heb ik dit niet helder, maar wat is broederschap dan in jouw optiek?
“Broederschap is het besef dat wie je ook bent, en wat je situatie ook is, dat ieder mens uiteindelijk in hetzelfde schuitje zit. Of je nu een top-job in Amsterdam hebt, of een boer in Irak bent: uiteindelijk wil je allemaal enigszins comfortabel kunnen leven in een omgeving waar je kinderen en geliefden in veiligheid kunnen opgroeien en leven. Het fundamentele besef dat we als mensen verbonden zijn, los van geloof, opinie of achtergrond.”
Is dat niet wat zweverig?
“In tegendeel, het is heel praktisch. Het is nauw verbonden aan praktische concepten als gemeenschap en vrijheid. Kijk, geen enkel mens kan alles alleen: nog geen honderd jaar geleden was je in allerlei dingen afhankelijk van je gemeenschap. We hebben dit pas recent doorbroken, maar die doorbraak is fragiel. Een economische crisis, geldgebrek of oorlog maakt dat we bijna instinctief terug grijpen naar onze omgeving als steun. Veel mensen, zeker in de westerse maatschappij, hebben afstand genomen van het fenomeen gemeenschap of zijn er geen onderdeel van. Dat gaat goed zolang alles in het leven goed gaat. Maar het leven is grillig en zodra je wat tegenslagen ervaart zul je al snel terugvallen op vrienden, familie, etc. Broederschap is een verplichting van gemeenschap die je individueel naar je omgeving aan gaat. Tegelijkertijd heeft broederschap ook een fundamentele kwaliteit naar een concept als vrijheid, want wat is vrijheid als niemand dat garandeert of je het recht geeft om vrij te zijn? Broederschap is ook garanderen dat de ander zich kan en mag ontplooien ”.
Maar vrijheid is toch gewoon een onderdeel van onze maatschappij?
“Dat klopt ten dele. Vrijheid wordt vaak uitgelegd als het individuele recht om dat te doen waar je zin in hebt. Maar als niemand je dat recht gunt kan je wel roepen dat je vrij bent, maar het wordt dan wel wat inhoudsloos. Ik denk ook dat veel mensen daar een fundamentele denkfout maken: vrijheid is niet dat ik het recht heb om te doen wat ik wil, maar de plicht die ik heb om jou van je vrijheid te laten genieten en jou dat recht te gunnen. Broederschap is die gunning, komende vanuit de wetenschap dat we allemaal uiteindelijk naar het zelfde streven, die veilige omgeving, zelfontplooiing, etcetera. Tegelijkertijd, je hoeft maar het nieuws aan te zetten om er achter te komen hoe broos het concept vrijheid is.”
Hoe uit zich dat binnen de vrijmetselarij?
“Door de verplichting die je aangaat naar je broeders dat wat er ook gebeurd, hoe oneens je het ook met elkaar bent, je altijd elkaar in de ogen kan kijken en je altijd een hand toe steekt als het nodig is, zonder te wachten op de vraag. Dat gaat zelfs internationaal: je komt volkomen vreemden tegen die je hartelijk in hun huis en familie opnemen, gewoon simpelweg omdat je hetzelfde concept aanhangt: broederschap.”
Dat klinkt heel mooi, maar hoe werkt dat praktisch?
“Praktisch werkt dat door te weten dat je in geval van nood elke broeder kan bellen en die dan ook verplicht zijn om, binnen hun vermogens, jou te helpen. Zo was er een broeder die ’s nachts een ongeval had. Nog geen half uur later was er iemand van de loge ter plekke om hem te helpen. Binnen loge Sint Jan nemen we het fenomeen broederschap erg serieus. We zien dat als een behoorlijke verplichting”.
Ah, maar help je elkaar ook als de wet overtreden wordt?
“Nee, dat zeker niet. Als een broeder een misdaad bekend, dan is de correcte weg om hem te helpen zichzelf aan te geven. Een van de Ordewetten is dat we trouw zijn aan de wetten van het land. Een broeder mag een ander nooit helpen om onrecht af te dekken. Dat gaat tegen elke kernwaarde van de vrijmetselarij in”.
Dank je voor dit gesprek.
“Graag gedaan”. 













